Sinds 9 juli 2018 is de EPBD gewijzigd op een aantal fronten. De EU-lidstaten hebben tot 10 maart 2020 om deze wijzigingen door te voeren.  Het ministerie van Binnenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de nationale implementatie van de EPBDIII en is nu bezig met de uitwerking hiervan.

In de EPBDIII worden de keuringsverplichtingen voor verwarmings- en airconditioningssystemen herzien. Zo verschuift de grens waarboven deze verplichting geldt van een nominaal vermogen van respectievelijk 20 en 12 kW naar 70 kW. Ook valt de combinatie van verwarmings- en ventilatiesystemen en airconditionings- en ventilatiesystemen voortaan onder de keuringsverplichting. De verwarmingskeuring is voortaan van toepassing op alle verwarmingssystemen en niet alleen op stookinstallaties. Tot slot betreft de keuring het hele systeem en niet alleen de opwekker, gaat het ook om de prestatie onder gemiddelde condities en moet de keuring leiden tot een keuringsrapport met advies voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het systeem, dat aan eigenaar of huurder wordt overhandigd.

Voor de implementatie van de herziening zullen de huidige regelingen voor de verplichte keuringen voor airconditioningssystemen en verwarmingssystemen worden aangepast aan de nieuwe vereisten. Er wordt gestreefd naar een harmonisatie in de aanpak van beide keuringen. De regelgeving voor de keuringen wordt op termijn vastgelegd in het Bouwbesluit.

De verplichte keuringsfrequentie wordt opnieuw vastgesteld en voor beide typen systemen vastgelegd op eens in de 5 jaar. De handhaving van de keuringsverplichting komt in beide gevallen bij de gemeente te liggen. De handhaver dient de keuringsrapporten bovendien steekproefsgewijs te controleren.

Een uitzondering op de keuringsverplichting bestaat wanneer voor het gebouw een energieprestatiecontract als bedoeld in de EED (is afgesloten of wanneer een gebouwautomatisering en -controlesysteem als hieronder bedoeld is geïnstalleerd. Er wordt nog nader onderzocht of het mogelijk en wenselijk is om gebruik te maken van de uitzondering die de richtlijn biedt om gebouwen die worden beheerd door een nutsbedrijf of een netwerkexploitant uit te zonderen van de keuringsverplichting.

Dat betekent dus dat keuringsmethoden/-instructies en opleidingen zullen moeten worden aangepast, en keurders zullen moeten worden opgeleid. Omdat dit niet allemaal per 10 maart a.s. geregeld zal zijn wordt er nagedacht over een overgangsrecht. Een voorstel is om wel de grens van 70kW per 10 maart in te voeren, maar nog uit te gaan van de ‘oude keuringen’ totdat er voldoende mensen zijn opgeleid om de keuringen uit te voeren die voldoen aan de nieuwe eisen.

Overige bepalingen die worden omgezet in regelgeving zijn:

Systeemeisen technische bouwsystemen
De herziening schrijft voor dat lidstaten systeemeisen moeten invoeren voor de energieprestatie, het adequaat installeren, dimensioneren, afstellen en de regelbaarheid van technische bouwsystemen die nieuw worden geïnstalleerd, vervangen of verbeterd in bestaande gebouwen. De systeemeisen voor technische bouwsystemen gaan zowel gelden voor technische bouwsystemen die worden geïnstalleerd, vervangen of verbeterd in bestaande gebouwen als technische bouwsystemen die nieuw worden geïnstalleerd in nieuwe gebouwen

Het huidige Bouwbesluit bevat nog geen systeemeisen voor het adequaat installeren, dimensioneren, afstellen en de regelbaarheid van technische bouwsystemen. Daarom worden er nieuwe eisen aan het Bouwbesluit toegevoegd.

Documentatie energieprestatie van technische bouwsystemen
De herziening verplicht lidstaten om ervoor te zorgen dat de energieprestatie van technische bouwsystemen die nieuw worden geïnstalleerd, vervangen of verbeterd wordt gedocumenteerd en die documentatie wordt overhandigd aan de gebouweigenaar. Het gaat daarbij om de energieprestatie van het gewijzigde onderdeel of indien relevant van het volledige systeem.

Nederland wil hier invulling aan geven door in het Bouwbesluit een verplichting op te nemen dat de energieprestatie van technische bouwsystemen die nieuw worden geïnstalleerd, geheel worden vervangen of waarbij één van de centrale opwekkers of een derde of meer van de afgiftelichamen of inbouwarmaturen wordt geïnstalleerd, vervangen of verbeterd moet worden gedocumenteerd en overhandigd aan de gebouweigenaar.

Zelfregulerende apparatuur voor reguleren temperatuur
Vanuit de herziening moeten lidstaten ervoor zorgen dat er bij nieuwbouw zelfregulerende apparatuur wordt geïnstalleerd voor het reguleren van de temperatuur. Bij bestaande bouw moet zelfregulerende apparatuur wordt geïnstalleerd wanneer de warmtegeneratoren worden vervangen. De zelfregulerende apparatuur moet de temperatuur voor elke kamer apart of, indien dat gerechtvaardigd is, voor aangewezen zones kunnen reguleren. De verplichtingen gelden alleen in zoverre deze technisch en economisch haalbaar zijn.

Laadinfrastructuur elektrisch vervoer
Met de herziening wordt een verplichting geïntroduceerd voor het aanleggen van laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen op privaat terrein. Meer specifiek:

– Bij nieuwe gebouwen en bij gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd met een parkeergelegenheid met meer dan 10 parkeervakken dient

o bij woningbouw voor ieder parkeervak leidinginfrastructuur (loze leidingen) voor de aanleg van laadpunten te worden aangelegd en

o bij utiliteitsbouw minstens 1 oplaadpunt voor het hele parkeerterrein en leidinginfrastructuur voor 1 op de 5 parkeervakken te worden aangelegd.

– Daarnaast moet bij bestaande utiliteitsbouw met een parkeergelegenheid met meer dan 20 parkeervakken met ingang van 2025 een door de lidstaat te bepalen minimumaantal oplaadpunten zijn aangelegd.

Gebouwautomatisering- en –controlesystemen
Bij utiliteitsgebouwen met verwarmingssystemen of airconditioningssystemen (als dan niet gecombineerd met ventilatie) met een nominaal vermogen van meer dan 290 kW moeten met ingang van einde 2025 systemen voor gebouwautomatisering en -controle (GACS) zijn geïnstalleerd, die voldoen aan een aantal eisen ten aanzien van monitoring, registratie, analyse en instelbaarheid, benchmarking en terugkoppeling en communicatie en interoperabiliteit.